Muziektheater van de bovenste plank met De Kleine Blonde Dood
Als er één schrijver is waarvan het werk zich zou moeten lenen om de literaire wereld met het lichtvoetigere musicalgenre te verbinden, dan is het Boudewijn Büch wel. Niet omdat zijn werken lichtvoetig zijn, integendeel. Ze staan bol van jeugd- en oorlogstrauma’s, ziektes (al dan niet psychisch), seksuele frustraties, zelfmoord, weltschmertz en verlies. Hij was echter wel in staat om zijn werken en inzichten te delen met een groter, doorgaans niet-literair publiek. Niet direct via zijn boeken, maar via zijn eigen televisieprogramma’s en gastoptredens bij programma’s als Barend & Van Dorp. Zijn grootste literaire succes is en blijft de roman “De Kleine Blonde Dood”, verschenen in 1985. De verfilming in 1993, met Antonie Kamerling in de hoofdrol, moest het doen zonder Boudewijn’s inbreng, want hij wilde zich niet bemoeien met het script. Nu, ruim elf jaar na zijn dood, moet ook de gelijknamige muziektheater-bewerking van het boek het doen zonder Boudewijn’s hulp, al lijkt het dat hij hier met heel wat meer instemming naar zou kijken dan naar de film. In tegenstelling tot de film is een thema als homoseksualiteit behouden en is het plot uitgewerkt in één enkele spanningsboog.
De Kleine Blonde Dood is het autobiografische verhaal (al bleek later dat het vrijwel volledig verzonnen was) van de jonge homoseksuele student Boudewijn (William Spaaij), die een kortstondige affaire heeft met zijn voormalige lerares van de basisschool, de alcohol-verslaafde Mieke (Marjolein Teepen). Boudewijn draagt de geestelijke littekens van de tirannie van zijn vader (Frans van Deursen), een uit Duitsland gevluchte Joodse politieagent met enorme oorlogstrauma’s. Jaren later komt Boudewijn er achter dat uit die affaire de jongen Micky (tijdens de première gespeeld door Stijn van der Plas) geboren is. Hij ontfermt zich over Micky en de twee worden al snel onafscheidelijk. Als blijkt dat Micky een ongeneeslijke hersentumor heeft en daardoor in coma raakt, staat Boudewijn voor een onmenselijke keuze.
In tegenstelling tot de film, waarin de verhaallijn over Boudewijn’s relatie met zijn vader volledig in de eerste minuten wordt afgewerkt, zijn de scènes een aaneenschakeling van flashbacks, beschouwingen en “live spel”. Het is aan het ingenieuze script (Dick van den Heuvel) en uitstekende regie (Peter de Baan) te danken dat het publiek geen moment de draad kwijtraakt of verward raakt door de tijdsprongen. De combinatie van plot en score (afwisselend rock en ballads op muziek van Ad van Dijk en liedteksten van Dick van den Heuvel en Sjoerd Kuyper) is zo sterk, dat het de cast in staat stelt te schitteren en elke emotie oprecht en duidelijk uit weet te beelden. In tegenstelling tot wat het plot doet vermoeden is de emotie vooral ook vaak humoristisch van aard, dankzij de onbevangen Micky en de eeuwige belhamel Boudewijn. Dat steekt extra scherp af bij de dominante, botte en vernederende vader van Boudewijn, die bij sommige van zijn beledigingen de zaal in geschokte stilheid laat.
De vier gearriveerde sterren kunnen echter pas schitteren als de benjamin-van-dienst geloofwaardig is. En dat was Stijn van der Plas zeker tijdens de première.
William Spaaij maakt grote indruk, met naturel en geloofwaardig spel en zangpartijen die hij moeiteloos lijkt te combineren met Mick Jagger-dansbewegingen, een fysiek zeer inspannend partijtje rollebollen met Marjolein Teepen of ravotten met zijn zoon. Aangezien hij vrijwel 100% van de tijd op het toneel staat en weinig steun heeft van (een eenvoudig) decor, kostuum of groot ensemble, moet hij elke minuut zelf waarmaken en dat doet hij uitmuntend. Marjolein heeft een stomdronken solo in de tweede akte waarmee ze tot grote artistieke hoogte stijgt en beloond werd met een zeer enthousiast open doekje in de zaal. Margreet Boersbroek speelt zowel de moeder van Boudewijn als vriendin / mede-student Fleur en heeft daarmee de meest ingetogen personages op het toneel. Ze is een mooie constante tussen de stuiterende Boudewijn en Micky, de briesende, beledigende vader en de dronken Mieke. Frans van Deursen zet zijn personage meteen erg duidelijk neer en lijkt daar daarna niet veel ontwikkeling in te hebben, tot vlak voor het einde van de voorstelling. Deze vier gearriveerde sterren kunnen echter pas schitteren als de benjamin-van-dienst geloofwaardig is. En dat was Stijn van der Plas zeker tijdens de première. Hij speelt een jongen die je onmiddellijk in je hart sluit, waardoor de omslag van de chaotische Boudewijn naar een vader met een groot hart direct geloofwaardig is.
Albert Verlinde heeft met zijn creatieve team van De Kleine Blonde Dood een uitstekend en geloofwaardig stuk muziektheater gemaakt, zeer zeker een hoogtepunt van het seizoen en mogelijk zelfs één die je maar eens in de paar jaar tegenkomt.
Frank
Foto: Roy Beusker
Na afloop van de première spraken we met producent Albert Verlinde: