Recensie: HAIRLIJK!
Met een hamerend mitrailleursalvo aan het einde van een concert gaat de voorstelling van start, het publiek is meteen bij de les. De referentie naar Bataclan en de Orlando-shooting is duidelijk, maar als de knallen wegsterven zijn we niet meer in 2016, maar in het New York van 1968. De 2016-versie van de iconische American Tribal Love-Rock musical Hair is begonnen!
De musical ging off-Broadway eind 1967 in première en verhuisde enkele maanden later naar Broadway, waar het 1750 voorstellingen zou spelen. Het verhaal van de bohemiaanse hippie-stam werd bezongen in popnummers als “Aquarius”, “Hair”, “Ain’t got no” en “Let the Sunshine in” en behandelt thema’s als seksuele bevrijding, racisme, drugsgebruik, pacifisme en religie. De naoorlogse generatie herkent zich niet in de maatschappij die hun ouders hebben (her)opgebouwd en dat is wederzijds. Ze zetten zich af tegen de gevestigde orde, wars van alle conventies en materialisme. Ze verzetten zich tegen de oorlog in Vietnam en weigeren veelal zich te onderwerpen aan de dienstplicht.
Een groep jongeren, die zich doorgaans ophoudt in Central Park in New York, zien de student (George) Berger (William Spaaij) als hun leider. De pacifistisch activiste Sheila (Anouk Maas) is zijn vriendin, maar hij moedigt haar aan het bed te delen met Claude Bukowski (Jeffrey Italiaander), die kort daarvoor naar New York is gekomen om zijn dienstplicht te vervullen. Hij wordt begeerd door Jeanie (Lisanne Schut), die zwanger is, maar niet weet van wie. Het zou van de Afrikaans-Amerikaanse Hud (Juneoer Mers) kunnen zijn, maar zekerheid daarover zal pas na de geboorte komen. Niet waarschijnlijk is dat Woof (Tommie Christiaan) de vader is, al kan zijn vermeende homoseksualiteit en Mick Jagger-crush ook een middel zijn om onder de dienstplicht uit te komen.
De voorstelling dient beoordeeld te worden op haar eigen merites en kan volstrekt niet vergeleken worden met de film; in de voorbereiding op deze recensie heb ik de film bekeken en dat is ten opzichte van deze theaterversie maar een slap aftreksel. De personages hebben meer diepgang en de thematiek heeft een prangende boodschap.
Aan het einde van de eerste acte geven de personages niet alleen hun ziel bloot, maar leggen uiteindelijk ook de kleren volledig af; het zijn wellicht de meest iconische en meest besproken 30 seconden uit de voorstelling, maar heeft nooit de bedoeling gehad om alleen maar een gimmick te zijn – en dat is dat nu ook niet. Waar in 1968 de naaktheid deels werd bedekt door een groot wit doek, wordt nu (net als in latere Hair-producties) het licht gedimd en teksten geprojecteerd op de naakte lichamen. Het concept van naaktheid is voor veel mensen toch nog afschrikwekkender dan oorlog, rassenongelijkheid en religieuze haat. In 1968 kon dat punt effectief gemaakt worden; blijkbaar zijn we in 48 jaar niet verder gekomen – integendeel. De hippie-idealen zijn weliswaar doorgedrongen in formele vrijheden als het homo-huwelijk, gelijkheid van ras, sexe en religie, maar in de maatschappelijke acceptatie van deze vrijheiden zijn er evenzoveel stappen achteruit gemaakt als vooruit. Om over vrede al helemaal niet te spreken.
Hair houdt ons een spiegel voor, door te laten zien dat we maar bar slecht hebben gezorgd voor het verder ontwikkelen van de verworvenheden van de hippie-generatie.
William Spaaij, die zelf de barricades niet schuwt en opkomt voor minder bedeelden, is de ideale Berger. In zijn acteren gaat hij verder op de weg die hij is ingeslagen bij Ramses en De Kleine Blonde Dood – en bereikt hierin nieuwe hoogtes. Jeffrey Italiaander mag een ontdekking genoemd worden. Hij laat, net als William, een prachtige en geloofwaardige karakterontwikkeling zien. Anouk Maas maakt veel indruk in de scène waarin ze een conflict heeft met Berger. Zowel Anouk als William gaan daarin erg ver en dat komt de geloofwaardigheid ten goede. Daardoor komt haar solonummer dat daarop volgt ook krachtig over. Raffaëla Paton opent sterk met “Aquarius”, maar haar rol is verder te gering om een stempel op de voorstelling te drukken. Zowel Tommie Christiaan (he moves like Jagger!) als Juneoer Mers hebben naast hun eigen rol ook nog bijrollen (onder andere als moeder en vader van Claude) en vormen een sterk (komisch) duo. Het indrukwekkende vioolspel van Walter de Kok is een mooie toevoeging aan de uitstekende on-stage band.
Dick van den Heuvel heeft een mooie bewerking en vertaling afgeleverd, die eer doet aan het origineel. Hair was een van de eerste “concept musicals”, waarbij de boodschap belangrijker was dan de verhaallijn – en hierdoor is er altijd gesleuteld aan de voorstelling. Ook nu is dat het geval, maar desondanks voelt de voorstelling coherent, met een mooie spanningsboog, mede dankzij de fijne regie van Carline Brouwer. De prachtige, gedetailleerde kostuums zijn van People of the Labyrinths en geven een authentieke look & feel. Het decor bestaat hoofdzakelijk uit een grote stelling waar pallets in gestapeld zijn en herbergt de band, maar wordt ook regelmatig door de cast beklommen. In de achtergrond zijn er ondersteunende led-schermen zonder dat deze overdreven flashy genoemd kunnen worden.
Geniet van een prachtige voorstelling, met uitstekende dans op mooie choreografieën (door Stanley Burleson), klassieke popnummers en een sterke cast die het verhaal weet te vertellen, maar vergeet niet even stil te staan of de afgelopen vijftig jaar wel zo goed besteed is om de idealen van die generatie te verwezenlijken. Er wordt te vaak gezegd dat een voorstelling “naar nu is gehaald” of “nu nog steeds actueel is”, maar Hair houdt ons een spiegel voor, door te laten zien dat we maar bar slecht hebben gezorgd voor het verder ontwikkelen van de verworvenheden van de hippie-generatie. Alleen daarom al moet deze voorstelling gezien worden.
Frank