Albert Verlinde: “Geen tickets gratis weggeven of met veel korting”
Op maandag 15 november was Albert Verlinde één van de sprekers in Maastricht tijdens de Global Entrepeneurship Week. Hij vertelde daar onder andere over de beginperiode van zijn bedrijf, waarin hij heel scherp keek naar wat Joop van den Ende deed. “Joop van den Ende was monopolist, andere partijen konden niet tegen hem opboksen. Ik keek goed naar wat hij deed, en haalde daar uit wat ik anders moest doen om op te vallen. Van den Ende koos steeds voor grote, bekende titels met een onbekende acteur in de hoofdrol. Ik ging daarom kleine shows doen.” De eerste show werd ‘Piaf’, een musical over het leven van Edith Piaf met Liesbeth List in de hoofdrol. “Ik werd voor gek uitgemaakt, niemand dacht dat het zou werken en mensen twijfelden eraan of List wel kon acteren. Maar dat had ik goed ingeschat: het werkte en we hebben 150.000 kaarten verkocht.” Zelfverzekerd door dit succes, ging Albert zijn tweede productie in, ‘Little Shop of Horrors’ maar dat was aanzienlijk minder succesvol: “Ik dacht dat ik alles kon, maar al het geld dat we met Piaf verdiend hadden, verloren we weer. Zorg daarom altijd dat je meerdere ijzers in het vuur hebt, zodat je bedrijf niet instort als één product mislukt.”
Na een aantal kleinere producties ging hij, op verzoek van theaters,ook grotere producties brengen, zoals ‘Grease’ en ‘The Sound of Music’. Hij was echter niet zo tevreden over de manier van werken met de licentiehouders: “Bij die grote namen moet je veel geld betalen aan de schrijvers – omgerekend 12 tot 15 procent van een kaartje – en moet je als producent alle risico’s nemen. Bovendien moeten die shows overal hetzelfde zijn, je mag er niets aan veranderen.” Hij besloot daarom alleen nog producties te doen die hij naar eigen inzicht mocht aanpassen. Musicals als ‘Hairspray’ en ‘Legally Blonde’ werden door zijn creatives aangepast aan de Nederlandse markt. Uiteindelijk hielp hem dat ook in de twee jaar durende onderhandelingen met DreamWorks, over de rechten van ‘Shrek, de musical’. Die konden pas succesvol worden afgesloten nadat vertegenwoordigers van DreamWorks kwamen kijken naar een voorstelling van ‘Legally Blonde’ in Nederland.
De veranderende markt en wisselende economische omstandigheden dwingen Albert tot een voordurende aanpassing van het bedrijfsmodel. “De markt is nu zo anders dan twaalf jaar geleden, toen ik startte met V&V. Toen hadden we een goedlopende economie en kregen we nog geld van de overheid om shows te financieren. Nu moeten we zoeken naar nieuwe manieren om geld op te halen. We werken met Angels die geld willen steken in de shows, en we zijn bezig met crowdfundingmogelijkheden. Ik geloof dat mensen best geld willen steken in een show die ze graag willen gaan zien.”
Albert bleek een uitgesproken tegenstander te zijn van het geven van kortingen op de toegangsprijs: “Tickets gratis weggeven of met veel korting, moet je niet doen als producent. Mensen raken eraan gewend dat ze weinig hoeven te betalen, daarmee haal je de waarde van je product naar beneden. Je kunt dat beter veranderen in een nieuwe vorm, waarbij je op andere manieren aan je geld komt.”